Martijn Oudijk, gynaecoloog-perinatoloog en hoogleraar Verloskunde, Amsterdam UMC:

‘Onderzoek blijft nodig naar bijdrage weeënremmers aan uitkomsten voor het kind’

Dat het bloeddrukverlagende medicijn Nifedipine ook voortijdige weeën remt, is al jaren bekend. Maar is het even effectief als de weeënremmer Atosiban? Ja, zo bleek uit een studie van Amsterdam UMC (destijds AMC) onder vijfhonderd vrouwen. Wat weten we nu over de bijdrage van weeënremmers aan de kansen van premature kinderen?

Bij een dreigende vroeggeboorte vóór 34 weken wordt doorgaans geprobeerd de weeën voor maximaal 48 uur te remmen. Martijn Oudijk: ‘Die twee dagen benut je om te zorgen voor optimale zorg voor de moeder en het premature kind in een centrum dat daarvoor is toegerust. We geven medicijnen, zoals corticosteroïden die de longfunctie van het kind verbeteren en de kans op hersenbloedingen en sterfte verkleinen. Die medicijnen bereiken het kind via de placenta en hebben twee dagen nodig voor een optimale werking.’

Onwenselijke praktijkverschillen

Ten tijde van de studie waren de twee meest voorgeschreven weeënremmers wereldwijd Atosiban en Nifedipine. Het tweede middel was oorspronkelijk een bloeddrukverlager, waarvan bij toeval het weeënremmend effect is ontdekt, vertelt Oudijk. Voor beide typen weeënremmers valt volgens hem iets te zeggen. Atosiban is speciaal ontworpen en getest voor het doel, maar het is relatief duur. Nifedipine is een generiek middel, vrij van octrooien en goedkoop. Oudijk: ‘De richtlijn noemde ook dit middel geoorloofd. Daardoor was de vreemde situatie ontstaan dat de helft van de ziekenhuizen voor Atosiban koos, en de andere helft – soms tien kilometer verderop – met het goedkope Nifedipine werkte. Onduidelijk was welk middel effectiever was en de keuze werd voornamelijk bepaald door het kostenaspect. Dat vonden wij onwenselijk.’

‘Wij vonden zwangerschapsduur niet de meest relevante uitkomst, want je geeft weeënremmers om de uitkomst voor het kind te verbeteren.’

Vijf typen complicaties

Er waren eerder kleine studies gedaan naar weeënremmers. Daarbij keken onderzoekers naar het effect op de zwangerschapsduur. Oudijk: ‘Wij vonden dat niet de meest relevante uitkomst. Want je geeft weeënremmers om de uitkomst voor het kind te verbeteren, niet per se om de zwangerschapsduur te verlengen. Wij hebben daarom vooral gekeken naar vijf typen complicaties bij de kinderen: overlijden rondom de geboorte, longproblemen, hersenbloedingen en
­-infarcten, darmproblemen en infecties. We zagen geen verschil tussen beide weeënremmers. Althans, als we de gezamenlijke uitkomstmaten namen. In beide groepen kwam de optelsom van complicaties dus evenveel voor.’

Lastige uitkomstmaat

De onderzoekers analyseerden ook de afzonderlijke uitkomstmaten en ontdekte zo wel verschillen, al waren die niet significant. In de groep van Atosiban waren meer pasgeborenen met longproblemen, bij Nifedipine was meer sterfte. Oudijk: ‘Een lastige uitkomstmaat; een kind heeft immers alleen maar longproblemen als het überhaupt overleeft.’ Nog altijd blijft deze prangende vraag over: verbeteren weeënremmers überhaupt effectief de uitkomsten voor het kind? ‘In de lopende studie APOSTEL8, die ook wordt uitgevoerd met GGG-subsidie, randomiseren we vrouwen met een dreigende vroeggeboorte tussen Atosiban en placebo. Dat is nog nooit goed onderzocht met de huidige weeënremmers. Stap voor stap zoeken we zo naar antwoorden op vragen uit de praktijk.’

Meer weten?
Video
Contact

Verstuur