Mensen worden dikker, dus patiënten op de OK ook. Wat betekent dat voor de inzet van middelen door de anesthesioloog? Met een simpele omrekensom ‘dosis-per-kilo’ ben je er niet. Dikke patiënten zijn immers niet alleen zwaarder, hun obesitas gaat vaak gepaard met andere aandoeningen. En die moet je ook incalculeren voor de juiste dosis. Eric van Dongen is anesthesioloog bij het St Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein. Hij liep met zijn vragen hierover naar ziekenhuisapotheker Catherijne Knibbe, tevens hoogleraar individualized drug treatment in Leiden.
Klinisch uiterst relevant
Knibbe: ‘Je zou denken: dat halen we gewoon uit de literatuur. Maar er bleek destijds nog amper goed onderzoek te zijn. De vraag kwam naar voren bij maagverkleiningen. Hier hebben ze in de VS veel ervaring mee, maar dan vooral in privéklinieken.
Er loopt daar geen hoogleraar rond voor gedegen onderzoek. Maar hier dus wel.’ Eric van Dongen en zijn collega’s maken gretig gebruik van deze situatie, vertelt hij. ‘In de praktijk komen we voortdurend vragen tegen rond de toepassing van medicatie, van pijnstillers tot spierverslappers. Wetenschappelijk onderzoek naar de bandbreedte per patiëntengroep is klinisch uiterst relevant.’
Nauwe samenwerking cruciaal
Een nauwe samenwerking tussen wetenschap en praktijk is cruciaal voor implementatie van onderzoeksresultaten. Van Dongen: ‘Als de onderzoeker zich baseert op klinisch relevante vragen, direct uit de praktijk, heb je de uitkomsten al voor meer dan de helft geïmplementeerd.’
‘Wie onderzoek baseert op klinisch relevante vragen, heeft de uitkomsten al half geïmplementeerd’
Over een rekenmodel om per patiëntengroep de juiste dosering te kunnen voorspellen, vertelde Catherijne Knibbe ook in het online ZonMw-magazine Mediator (januari 2017). Het artikel schetst het onderzoek naar de vraag of mensen met ernstig overgewicht een andere dosis van medicijnen nodig hebben. De antwoorden die Knibbe en haar onderzoeksteam vinden, zijn vaak anders dan zij vooraf verwachtten.
‘Ondersteun de klinische praktijk systematisch bij het werken met uitkomsten van GGG-onderzoek’
Bij de koffieautomaat
Het helpt ook dat wetenschap en praktijk in het Antonius letterlijk dicht bij elkaar zitten. Knibbe: ‘Ik heb een werkplek bij de anesthesiologen. De relevante vragen haal ik bij wijze van spreken bij de koffieautomaat op. Daar hoor je weer heel andere dingen dan in de formele overleggen.’ Van Dongen noemt ook samenwerking tussen disciplines onmisbaar. ‘Interprofessioneel leren – met internisten en chirurgen – is terecht heel modern. Voor serieuze zorgverbetering moet je dat ook doorvertalen naar wetenschappelijk onderzoek.’
Wetenschap die meebeweegt
Volgens Knibbe is het vertalen van wetenschappelijke kennis in de richtlijn niet genoeg. De praktijk is vaak weerbarstig, dus moet je de praktijkmensen die ermee aan de slag gaan systematisch ondersteunen. ‘Daar zie ik een rol voor GGG.’ Van Dongen: ‘In mijn vakgebied gaan de veranderingen razendsnel, bijvoorbeeld met de enorme technologische ontwikkelingen die operaties veel minder invasief maken. Voor betere zorg is het cruciaal dat GGG-onderzoek steeds met die ontwikkelingen kan meebewegen.’
Tijdens het tweede GGG-congres op 3 april 2014 stelde Ruud Coolen van Brakel (Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik) dat vrijwel iedereen implementatie onderschat. ‘Wie kent niet het gevoel na een inspirerende cursus? Morgen wordt alles anders! Maar de volgende ochtend is het op je werk tóch weer business as usual. Implementatie is geen exacte wetenschap, maar wél een vak.’ In een filmpje legt hij uit wat dit behelst.