Goed gebruik van geneesmiddelen is niet alleen een kwestie van het juiste recept uitschrijven volgens de richtlijn. Farmacotherapeutische zorg is een veel complexer proces, waarbij arts, apotheker én patiënt samen aan zet zijn. Zeker bij het gebruik van verschillende medicijnen is maatwerk geboden. Past de manier van innemen bij de patiënt? Zijn er geen onverwachte effecten van bepaalde combinaties? En is het allemaal goed te overzien, zodat de patiënt de middelen ook kan gebruiken zoals ze zijn bedoeld?
Grote winst door therapietrouw
Veel patiënten lukt het niet (altijd) om hun medicijnen trouw in te nemen. Het is een van de belangrijkste belemmerende factoren voor succesvolle farmacotherapie. Ook maatschappelijk is dit een probleem. Wereldgezondheidsorganisatie WHO berekende ooit dat er wereldwijd meer volksgezondheidswinst te behalen is door de therapietrouw te verbeteren, dan door de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
Maar hoe ‘meet’ je therapieontrouw en wat is er aan te doen? Levert een betere medicatiebegeleiding van de patiënt bijvoorbeeld wat op?
Meerdere middelen goed kunnen gebruiken
Bij het gebruik van meerdere middelen tegelijk – polyfarmacie – ontstaat een complex netwerk van interacties, waarover nog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwde kennis is. Wel is er steeds meer praktijkkennis beschikbaar. Deze casuïstische bevindingen vragen om meer systematische wetenschappelijke studies. Weer een ander onderzoeksgebied is de toedieningsvorm van een geneesmiddel. Die is mede bepalend voor het gebruiksgemak, de opname in het lichaam én de therapietrouw. De ontwikkeling van passende toedieningsvormen krijgt echter onvoldoende stimulansen vanuit de markt. GGG-onderzoek kan dan helpen, zodat patiënten hun medicijn ook daadwerkelijk kunnen innemen.