Ongeveer 5 procent van de ongeplande ziekenhuisopnames is het gevolg van bijwerkingen van geneesmiddelen. De helft van deze opnames is nu al te voorkomen, als arts of apotheker alerter zijn op ongewenste effecten. En als ze de patiënt beter – persoonlijk – begeleiden en behandelen met het juiste geneesmiddel in de juiste dosering en toedieningsvorm. Maatwerk vermindert dus risico’s, maar het doet meer. Zo houden patiënten soms last van een aandoening, omdat een geneesmiddel (bijvoorbeeld in de voorgeschreven dosering) niet werkt. Ook hier is farmacotherapie op maat het antwoord.
Niet meer ‘one drug fits all’
Door nieuwe (farmaco)genetische kennis zijn werking én bijwerkingen bij een individuele patiënt steeds beter te voorspellen, met een veiligere en effectievere behandeling als resultaat. Ook komen steeds meer geneesmiddelen voor deelpopulaties beschikbaar, in plaats van ‘one drug fits all’ voor de hele groep.
Bij het gebruik van meerdere geneesmiddelen tegelijkertijd (polyfarmacie) is intussen de uitdaging om de (potentiële) interacties tussen deze middelen bij de patiënt in kaart te brengen. Goed advies op maat is steeds vaker mogelijk, maar er is ook nog nader onderzoek nodig. De kernvraag: hoe kunnen we omgaan met de diversiteit van de mens (kinderen, ouderen, patiënten van niet-westerse afkomst) en met genetische verschillen?
Beter voor de patiënt
Binnen het GGG-programma zoeken wetenschappers en praktijkmensen naar (nieuwe) methoden om tot antwoorden te komen en zo farmacotherapie op maat te realiseren. Zodat zorgverleners extra medische zorg tijdens het gebruik van een medicijn kunnen voorkomen. Dat is beter voor de patiënt én maakt de zorg doelmatiger. Minder patiënten krijgen onnodig geneesmiddelen waarbij ze geen baat hebben en minder patiënten hoeven voor bijwerkingen worden behandeld.